Tekening van Het Huis te Farmsum(links), met rechts het schathuis. In het midden zien we de (scheve) toren van de kerk. Deze tekening is vermoedelijk gemaakt n.a.v. de tekening gemaakt door Cornelis Pronk uit 1759. De laatste bevindt zich in het Groninger Museum.

Tekening van Het Huis te Farmsum(links), met rechts het schathuis. In het midden zien we de (scheve) toren van de kerk. Deze tekening is vermoedelijk gemaakt n.a.v. een tekening gemaakt door Cornelis Pronk uit 1759. De laatste bevindt zich in het Groninger Museum.

 

In de kroniek van Wittewierum wordt in de tweede helft van de 13e eeuw melding gemaakt van een steenhuis van een zekere Hrodbern. Waarschijnlijk heeft dit te Farmsum gestaan. In dezelfde kroniek komt ook de naam Rippert voor. Misschien hebben we hier reeds te maken met de familie Ripperda en het Huis te Farmsum. In deze borg hebben de geslachten Ripperda, Rengers en van Weivelde gewoond.

 

De naam Ripperda zelf treffen we aan omstreeks 1323. Dan wordt in een oorkonde Aylwart Rippertha genoemd. Daarna worden in 1344 Thiacko Ryperta en in 1375 Uneco Riperta vermeld. Met deze Uneco vangt de geregelde stamreeks van de Ripperda's aan. Hij zal identiek zijn met Umke Ripperdes, die in 1391 als hoofdeling (05), tevens proost van Farmsum voorkomt en in 1397 als Uniko Ripperda. Hij behoort tot de groep hoofdelingen en Vetkopers, die in 1398 hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, huldigen.

 

Zij halen zich daarmee de toorn der Groningers op de hals die, zodra ze de kans schoon zien er op uit trekken om hun borgen te verwoesten. Het huis te Farmsum van Uneke Ripperda odergaat hetzelfde lot, maar als de stadsburgers en Schieringer Ommelanders in maart 1400 voor het huis verschijnen, doen 500 zeerovers, die daar heimelijk van Greetsiel (01) binnen zijn gekomen, een uitval en doden 16 burgers en vele Ommelanders, terwijl nog andere Ommelanders in Farmsumerzijl verdrinken.

 

Maar de belegeraars komen terug met kleine scheepjes die ze met wagens aanvoeren. Zij laten ze te water in de borggracht en weten zo het huis te bemachtigen. Aldus vertelt Sicke Benninghe (Johan van Lemego) in zijn kroniek. Van een verwoesting van het huis wordt daarbij niet gesproken, maar het zou geen wonder zijn geweest.

 

Volgens een in 2012 teruggevonden grafschrift in de kerk te Farmsum zou Uncko Ripperda, hoofdeling (05) te Farmsum en Wedde, proost te Farmsum en Loppersum, in 1400 gestorven zijn (02).

 

Dronefoto van het borgterrein van het Huis tot Farmsum. Het gebied is hier nog duidelijk te herkennen, hoewel het steeds meer wordt volgebouwd. Foto: ©Jur Kuipers, 28 mei 2023.

Dronefoto van het borgterrein van het Huis tot Farmsum. Het gebied is hier nog duidelijk te herkennen, hoewel het steeds meer wordt volgebouwd. Foto: ©Jur Kuipers, 28 mei 2023.

 

De Ripperda's bekleden dan reeds een aanzienlijke positie te Farmsum en omgeving. De traditie, dat het huis oorspronkelijk een zee- of strandroversburcht geweest zou zijn, wordt door geen enkel schriftelijk bewijs gesteund, maar onmogelijk is het niet. Van betekenis voor de positie van de Ripperda's was ook, dat zij in bezit zijn gekomen, zij het niet onbestreden, van de proosdij Farmsum. Het ambt van proost is een geestelijk ambt, maar hier erfelijk in handen gekomen van leken. De proosdij Farmsum omvat oostelijk Fivelingo en de Oldambten.

 

Ook bezitten de Ripperda's de staande jurisdicties van Farmsum, Uitwierde, Holwierde, Marsum, Solwerd, Weiwerd, Heveskes, Oterdum en Meedhuizen, de collatierechten (03) van deze dorpen benevens die van Jukwerd, Krewerd en Tjamsweer. Bovendien nog verschillende zijl- en dijkrechten (04). Hoe zij aan deze rechten gekomen zijn, is niet bekend, evenmin is duidelijk in hoeverre zij zijn erkend. In de 15e eeuw hebben zij getracht een bewijs te leveren voor de collatierechten van de kerken van deze dorpen door twee oorkonden te produceren van 1246, waarvan de onechtheid thans is aangetoond.

 

Door vererving zijn deze rechten niet bij elkaar maar wel in de familie gebleven. De strijd tussen de stad Groningen en de Ripperda's duurt ook na 1400 voort als een onderdeel van de oorlogen tussen de Schieringers en Vetkopers. Zo klaagt Haye Ripperda in 1427, dat de Groningers hem op zijn huis belegerd hebben en hem van zijn land en goed hebben willen verdrijven. Pas in 1435 komt een verzoening tot stand waarbij Haye en Bole Ripperda hun huis te Farmsum open moeten stellen voor de stad. Bole, die een zoon is van Haye, komt nog in een akte van 1460 voor als hoofdeling (05) te Farmsum. In dezelfde akte komt ook Bole's zoon Unico voor als hoofdeling (05) te (Ooster)wijtwerd (07) en proost te Farmsum. Deze heeft Oosterwijtwerd verkregen door zijn huwelijk in 1452 met Ulske, een dochter van Focko Ukena. Van zijn vader zal hij Farmsum hebben geërfd.

 

Op het borgterrein staat tegenwoordig ook een school met huisnummer 16 en de naam Farmsumerborg. Foto: ©Jur Kuipers, 28 mei 2023.

Op het borgterrein staat tegenwoordig ook een basisschool met huisnummer 16 en de naam Farmsumerborg. Ten zuiden daarvan is op het terrein een school voor Christelijk Primair Onderwijs gevestigd. Foto: ©Jur Kuipers, 28 mei 2023.

 

Unico is bekend geworden doordat hij deel uitmaakt in 1474 van een gezantschap van Stad en Ommelanden naar de keizer ter bevestiging van hun oude vrijheden. Maar evenals Johan Rengers van Ten Post verkrijgt hij ook voordelen voor zich zelf, namelijk bevestiging van de rechten behorende tot het slot Farmsum, de drie redschappen (08) Farmsum, Uitwierde en Holwierde, ongedeeld te vererven, met het recht in die heerlijkheden gouden en zilveren munten te slaan en tol te heffen. Maar evenmin als Johan Rengers heeft hij deze privileges kunnen realiseren. Hij overlijdt trouwens in hetzelfde jaar. Van zijn drie zonen en vijf dochters erft Haye Farmsum, Focke de goederen te Winsum en Eggerik Oosterwijtwerd. De laatstgenoemde is de stamvader van de Overijsselse en Gelderse Ripperda's.

 

'De Borgh Faarmsum tot Farmsum', ten tijde van de bewoning door het geslacht Rengers.'De Borgh Farmsum tot Farmsum', ten tijde van de bewoning door het geslacht Rengers, op de kaart van Theodorus Beckeringh in 1781.

 

Haye treffen we als hoofdeling (05) te Farmsum aan in het laatst der 15e eeuw. Hij behoort tot de Ommelander gedeputeerden die in 1499 in gijzeling liggen te Emden, omdat de Ommelanden aan graaf Edzard een voorgeschoten geldsom niet op tijd hebben terugbetaald. Dit is in de tijd van de oorlog tussen Groningen en de nieuwe heer van Friesland Albrecht van Saksen. In deze oorlog legt de stad in 1498 op grond van het verdrag van 1435 een bezetting op het huis, onder belofte het te zullen ontruimen als ze het niet meer nodig heeft. Een jaar later, op 2 juli 1499, hebben de Groningers het huis uitgebrand en 'daelgesmeten', al het goed weggenomen en de levende have aan ossen en koeien naar de stad gezonden. Wanneer het huis weer is opgebouwd is niet bekend, maar reeds in 1514 is sprake van een inname door de Saksers.

 

Het goed is inmiddels in 1504 vererfd op Hayo's zoon Bolo. Deze is nog in 1552 bezitter van het 'principaal erfhuis' te Farmsum. Of hij in de oorlogsjaren steeds te Farmsum heeft kunnen wonen, is de vraag. In 1536 wordt althans vermeld, dat stadhouder Schenck van Toutenburg het ledige, weerloze huis bezet. Bolo staat aan de zijde van de hertog van Gelre, aan wie hij in 1531 ƒ 3800 leent. Karei V heeft zelfs het plan gehad Schenck met de heerlijkheid Farmsum te belenen, maar dit is niet doorgegaan. In plaats van Farmsum krijgt Schenck Westerwolde in leen.

 

Niet lang na 1552 is Bolo gestorven. Zijn zoon Hayo, aan wie Farmsum nu komt, is getrouwd met een Gelderse, Henrica van Hackfort en ook zelf wordt hij keizerlijk raad in Gelderland in 1550. Na zijn dood in 1558 vererft Farmsum op zijn zoon Jacob Ripperda. Van hem weet Abel Eppens te vertellen, dat hij de beeldenstorm uit zijn heerlijkheid kan weren, ook de troepen van Lodewijk van Nassau in 1568 niet wil toelaten, maar wel in 1569 de bisschop van Groningen op zijn huis ontvangt. Toch schijnt hij na het verraad van Rennenberg te zijn uitgeweken, maar de zaak van de opstand is hij evenwel niet recht toegedaan.

 

Afb. Leeuwenschildhouder Ripperda. Een schilddragende leeuw met op het schild het wapen van de Ripperda's afkomstig van de afgebroken Ripperdaborg te Farmsum. Het beeld is in het bezit van het museum te Groningen.

 

Afb. Leeuwenschildhouder Ripperda. Een schilddragende leeuw met op het schild het wapen van de Ripperda's afkomstig van de afgebroken Ripperdaborg te Farmsum. Het beeld is in het bezit van het museum te Groningen.

 

Na zijn dood in 1581 te Rysum in Oost-Friesland vererft Farmsum op zijn zoon Joachim Ripperda, van wie niet veel bekend is. Na hem komt zijn zoon Hero Maurits. Deze koopt in 1630 van de erfgenamen van Herman Ripperda toe Boxbergen de heerlijkheden van Holwierde, Marsum, Uitwierde, Solwerd, Delfzijl c.a. De Ripperda's in Overijssel en Gelderland hebben namelijk door vererving een deel van de Groninger goederen verkregen, hoe weten we niet precies. In hetzelfde jaar 1630 draagt Hero Maurits deze heerlijkheden weer over aan de gecommitteerden der Ommelanden. In 1633 sterft hij. Uit het opschrift van zijn grafsteen in de kerk van Farmsum is op te maken, dat hij juist voornemens is geweest het huis te vernieuwen.

 

Zijn weduwe Anna Margaretha Rengers heeft nog jaren op de borg gewoond. Of de verbouwing in die tijd toch heeft plaats gevonden, wordt niet vermeld. Van de zoon van Hero Maurits en Anna Margaretha, Joachim, is weinig bekend; zelfs zijn sterfjaar kennen we niet. Van 1650-1661 compareert hij voor Farmsum op de landdag.

 

Uit zijn huwelijk met Anna Helena van Isselmuiden wordt één zoon geboren, Hero Maurits, die in 1681 op 31-jarige leeftijd sterft. Zijn weduwe, Elisabeth Clant, hertrouwt met Albert Lewe tot Kantens, moet in 1687 het huis wegens schulden verkopen. Het goed wordt dan omschreven als de borg, uit het water opgetimmerd, met het schathuis en een toren aan de zijde, met drie kamers en een paardenstal, brouwhuis, singels, grachten, bomen, plantages en appelhof, groot omtrent 12 grazen (06), in het midden met een „visschedijck" (visvijver), benevens een groot keukenhof, een ander hofje en een heem, 10 a 12 grazen, met nog 40 grazen en 46 deimten land welke nader omschreven worden. Hierbij hoort de staande jurisdictie, zowel civiel als crimineel, over de dorpen Farmsum, Weiwerd, Heveskes, Oterdum en Meedhuizen, het dijkgraafschap van zee- en zomerdijken, het overste schepperschap van Farmsumerzijl en andere rechten. Koper van het geheel wordt Ephraim van Welvelt voor ƒ31.000. Hij verkoopt het weer in 1693 aan Edzard Rengers van Tuwinga voor ƒ 30.000.

 

Toegang tot het borgterrein. Op de palen staat een paard: symbool uit het wapen van de Ripperda's. Foto ©Jur Kuipers, 28 maart 2023.

Toegang tot het borgterrein. Op de palen staat een paard: symbool uit het wapen van de Ripperda's. Foto ©Jur Kuipers, 28 maart 2023.

 

Met zijn echtgenote Catharina van der Noot van Risoir wordt hij op 5 april 1693 onder vreugdebetoon van de inwoners van Farmsum binnengehaald. Ruim honderd jaar blijft het huis in bezit van het geslacht Rengers, dat evenwel Ten Post als zijn eigenlijke zetel blijft beschouwen, want in de grafkelder in de kerk te Wittewierum laten zij zich ter aarde bestellen. Op Farmsum wonen achtereenvolgens Edzard, gestorven 1694, Egbert, gestorven 1745, Sjouk Gerrolt tot 1747 en Lammert Schotto. Deze heeft het in 1747 van zijn halfbroer verkregen.

 

Hij sterft in 1779 kinderloos. Bij erfscheiding komt de borg aan zijn moeder Margaretha Bouwina Tjarda van Starkenborgh. Deze legateert in haar testament van 1785 de borgen Farmsum en Tuwinga met toebehoren en alle gerechtigheden in Fivelingo aan haar kleindochter Jannette Gabriella van Lintelo en haar man Duco Gerrold Rengers onder korting in hun erfdeel van ƒ 70.000. Verder bepaalt zij, dat zij in de kerk van Wittewierum moet worden bijgezet en dat haar wapen boven de deur van het huis Farmsum moet worden gehangen.

 

Na haar dood in 1785 komen inderdaad bij erfscheiding van 1788 Farmsum Tuwinga en o.a. het grote borghof te Oosterwijtwerd aan dit echtpaar. Zij hebben reeds op 1 juni 1787 hun intrek in het huis genomen. In de Franse tijd is hij in 1801 lid van het Wetgevend Lichaam van de Bataafse Republiek en later kwartierdrost van Appingedam. Hij overlijdt op 17 maart 1810. Met hem sterft de laatste mannelijke telg van de Groninger tak van de familie Rengers. De twee dochters die hem overleven trouwen ieder met een Hora Siccama, Odilia Amelia met Wiardus en Genoveva Maria met Johan. De erfgenamen verkopen reeds in 1811 het huis op afbraak voor ƒ 9336,24.

 

Twee grote schilddragende leeuwen worden na de afbraak overgebracht naar de havezate Oosterbroek bij Eelde en in 1915 geplaatst in het Museum te Groningen. (Het is niet bekend of de schilddragende leeuwen zich daar nog bevinden in 2023). Van de grootte en inrichting van het huis krijgt men enig idee uit een inventaris van 1745. In die tijd zijn aanwezig een blauwe kamer, klein kamertje, rode kamer, groene kamer, grote zaal, voorkamer, voorhuis, kamer naast de keuken, slaapkamer, gang, eetkamer, in 't nieuwe huis een 'uitstekskamer', preceptorskamer, keuken, poort, brouwhuis, koetshuis, schuur, kleerzolder, zaalszolder en provisiekamertje.

 

Het borgterrein is in 1882 afgegraven en de grond verkocht. In de naburige dorpen waar de eigenaren van Farmsum rechten in bezit hebben gehad, zijn, voornamelijk in de kerken, nog vele herinneringen aanwezig aan hun glorietijd.

 

 

Wat de Groninger Archieven ons vertellen
Het archief over het Huis te Farmsum over de perriode 1246-1912 omvat maar liefst 8,5 meter standaardarchiefberging. Het archief bestaat uit 1577 charters. De laatste wijziging heeft plaatsgevonden op 15 mei 2019. Er zijn 1812 beschreven archiefstukken, 13 gedigitaliseerd, totaal 452 bestanden. Het zou te ver gaan om alle stukken hier te vermelden. Ze zijn echter online bij de Groninger Archieven gedeeltelijk in te zien.


De Groninger Archieven omschrijven de inventaris als volgt (geheel letterlijk overgenomen):

 

"De hierachter volgende inventaris is wederom zijn ontstaan verschuldigd aan een der vele aanwinsten, waarin ht Rijksarchief in Groningen zich gedurende het laatste decennium heeft mogen verblijden.

 

In de jaren 1891, 1892 en het begin van 1893 schonken de erven van wijlen jhr. D.G. Hora Siccama van de Harkstede, te Utrecht, aan het Rijksarchief in Groningen een groot aantal kisten en kartonnen dozen, gevuld met verschillende handschriften, vooral met charters van allerlei tijd en aard.

 

De omvangrijke collectie bevat in hoofdzaak familie-papieren van het geslacht Rengers, waarin tevens die van ettelijke Ommelander families, als Ripperda, Entens, Clant, Kater, van Starkenborch e.a., door verwantschapsoorzaken hun plaats hebben gevonden.

 

Dit alles kwam ten slotte door aanhuwelijking in het bezit der familie Siccama, die er een deel van haar archief heeft bijgevoegd.

 

De gehele verzameling, in vroegere tijden door verschillende bezitters in hun verschillende behuizingen bewaard, kwam tenslotte bijeen op het huis te Farmsum en wordt dus niet ten onrechte met die naam aangeduid.

 

Toen mij de (voorlopig globale) inventarisatie van deze collectie werd opgedragen, was het terstond duidelijk, dat de schifting dezer "rudis indigestaque moles" heel wat tijd in beslag zou nemen.

 

Was de bewaring der stukken, op weinige uitzonderingen na, zeer goed, van orde was geen spoor te vinden. Op enkele liassen van kwitanties en dergelijke na, lag alles in merkwaardige verwarring door elkaar. In dorso van sommige stukken wezen enkele letters en cijfers wel op een vroegere inventarisatie, dan, deze orde was reeds zolang gestoord, dat daaraan geen leidraad ter rangschikking kon worden ontleend.

 

Nadat de lectuur der documenten en een globale schifting naar de families,aan wie zij behoord hadden, had plaats gevonden, bleek het, dat sommige stukken niet in deze verzameling thuis behoorden. Daar vele leden der genoemde Ommelander families nagenoeg erfelijk verschillende waardigheden bekleedden, zoals die van redger, overste schepper en dergelijke, was het begrijpelijk, dat officiële protocollen en andere stukken, tot de rechtspraak of het bestuur van een of ander zijlvest behorende, hierheen waren afgedwaald.

 

Die delen en stukken werden teruggebracht tot de Rechterlijke- of Waterschapsarchieven, waartoe zij oorspronkelijk hadden behoord, en waarin zij nu een lacune op gewenste wijze aanvulden.

 

Ook waren er tal van andere stukken, welker herkomst of verband zo weinig was na te gaan, dat men geneigd werd een der vroegere bezitters als een verzamelaar van professie te beschouwen. Belangrijk was, behalve enkele stukken van andere kloosters, hieronder een chartularium of copiarium van het oude klooster ter Apel (ca. 1500), waarin van elders onbekende stukken voorkomen, en dat thans weder deel uitmaakt van het kloosterarchief, waartoe het behoort.

 

Ook de overige documenten werden, zoveel mogelijk, opgezonden naar de archieven, waar zij thuis behoorden, o.a. naar Leeuwarden, Deventer en Utrecht. Wat nu de verdere inventarisatie betreft, kwam het mij wenselijk voor hetzelfde systeem te volgen, dat bij het archief der familie van Ewsum in toepassing was gebracht.

 

Evenals daar is ook hier een reconstructie beproefd der persoonlijke archieven van de leden der verschillende geslachten, in deze collectie vertegenwoordigd. Was het archief van elk der familieleden vastgesteld, dan werd dit, evenals bij het familie-archief van Ewsum, in zes rubrieken gesplitst, natuurlijk voorzover er stukken tot die onderverdeling behorende voorhanden waren.

 

Men kreeg alzo:

1°. Stukken, betrekkelijk ambten en waardigheden;

2°. Stukken, betrekkelijk familie-relaties;

3°. Ingekomen en uitgegane brieven;

4°. Stukken, betrekkelijk het vermogen of de bezittingen;

5°. Stukken, betrekkelijk processen;

6°. Stukken van gemengde aard.

 

Dat het dikwijls niet gemakkelijk was vast te stellen tot welk lid ener familie een of ander stuk had behoord, ligt voor de hand. De inhoud en strekking van het stuk kwamen daarbij het meest in aanmerking, een dorsale aantekening gaf ook niet zelden de gewenste uitkomst, terwijl aan sommige stukken, door kennis van familieomstandigheden, met grote waarschijnlijkheid hun plaats kon worden aangewezen.

 

Het was er intussen verre af, dat alle, of ook maar de meeste stukken op deze wijze konden worden ondergebracht. Van het grote overschot behoorden vele stukken blijkbaar wel tot het huisarchief Farmsum, maar waren niet tot een bepaald lid ener familie terug te brengen.

 

Van deze documenten is een tweede afdeling gevormd, waarop de boven beschreven indeling eveneens is toegepast, 't geen weinig moeilijkheden opleverde en de uniformiteit bewaarde. Doch ook nadat deze documenten hun plaats hadden gevonden, was de voorraad stukken niet uitgeput.

 

Er bleef een hoeveelheid papieren over, die blijkens verschillende kentekenen, behoord hadden tot de archieven van sommige kerken. Daar de Ommelander Heeren ook in het kerkelijke verschillende waardigheden en grote invloed bezaten, zijn ook deze stukken, hun, de collatoren of bezitters van het patronaatrecht, toegezonden, onder hun particuliere papieren bliijven berusten.

 

Hieruit is een derde afdeling gevormd, waarin bij iedere kerk de tot haar behoord hebbende stukken werden teruggebracht. Uit de aard der zaak konden de onderverdelingen hier minder talrijk zijn dan bij de beide eerste afdelingen: drie rubrieken volstonden, t.w.:

 

1°. Stukken betreffende kerkelijke dienst en adminstratie;

2°. Stukken betreffende de bezittingen;

3°. Stukken betreffende processen.

 

Hiermee was het archief-materiaal, in meer eigenlijke zin, ondergebracht. Maar het was niet te verwonderen, dat bij zulk een uitgebreide collectie tal van delen en papieren, gedrukt en ongedrukt, aanwezig waren, welke, geen eigenlijke archivalia zijnde, een plaats moesten vinden in de Bibliotheek van het Huisarchief Farmsum.

 

Aan deze bibliotheekstukken is de vierde afdeling ingeruimd. Naar de inhoud en de strekking der boeken en papieren lag navolgende indeling voor de hand:

 

a. Stukken van historiografische aard;

b. Stukken betreffende verschillende zijlvestenijen;

c. Clauwboeken en daaraan verwante stukken;

d. Stukken van kerkelijke aard;

e. Stukken van rechtskundige aard;

f. Stukken van maatschappelijke of economische aard;

g. Stukken van genealogische en heraldieke aard;

h. Kaarten;

i. Varia.

 

Wat enkele detailpunten der inventarisatie aangaat, b.v. het brengen der testamenten tot het archief van de erflater, e.a. meen ik te mogen verwijzen naar het dienaangaande opgemerkte in mijn inleiding voor de Inventaris van het familiearchief van Ewsum.

 

Overeenkomstig de hedendaagse eis ener goede inventarisatie is ook deze inventaris voorzien van een op de gebruikelijke wijze vervaardigde regestenlijst, t.w. van de aanwezige charters, niet van de brieven, getuigenverhoren en dergelijke stukken. Die lijst gaat tot het jaar 1600. Voorzeker is de keuze van dit jaarcijfer willekeurig; doch, anders en met meer uitbreiding handelende, moest ik vrezen, dat de belangrijkheid der regestenlijst in omgekeerde reden zou staan tot haar volume.

 

Regesten te vervaardigen van allerlei min belangrijke en daarbij talrijke stukken uit de 17de en 18de eeuw, zou onnodig tijdverlies zijn geweest. Om het gebruik gemakkelijker te maken en het vinden der namen, in de soms over verschillende archieven verdeelde stukken, te bevorderen, is een alfabetische index vervaardigd. Bij het bewerken van deze inventaris, uitgebreider en moeilijker van samenstelling dan die der familie van Ewsum, mocht ik weder mijn voordeel doen met de voortdurende hulpvaardigheid van de archivaris Mr. Feith, wiens deskundige steun mij van grote waarde is geweest.
Mr. C.P.L. Rutgers,
Commies-Chartermeester.
Groningen, in Lentemaand 1900.
"

 

Supplement:
"De stukken vermeld in het supplement-gedeelte van deze inventaris (vanaf inventarisnummer 1001) zijn ten dele afkomstig van de families Hora Siccama van de Harkstede en Rengers Hora Siccama en ten dele afkomstig uit het Register Feith, onder andere uit de collectie Rengers van Naersen. Bij de stukken behorende tot de familiearchieven Hora Siccama van de Harkstede en Rengers Hora Siccama, die het rijksarchief in Groningen in 1964 en 1965 ten geschenke kreeg, waren er vele die in het Huisarchief Farmsum thuis horen. Deze stukken vormen één geheel met die welke die in de jaren 1891 - 1893 aan het rijksarchief geschonken zijn. Het tussenvoegen van deze stukken in het Huisarchief Farmsum werd in 1965 niet goed mogelijk geacht. Een aanvulling werd daarom een betere oplossing gevonden.
In deze aanvulling zijn ook opgenomen de losse en vaak afgedwaalde stukken voorkomende in het Register Feith en die in dit geheel passen."

 

 

Noten:

01. Greetziel. eetsiel is een kleine havenplaats aan de Leybocht in het westen van Oost-Friesland, Duitsland. Het dorp ligt in de gemeente Krummhörn, die in 1972 ontstaat. Tot dat jaar was Greetsiel een zelfstandige gemeente. Greetsiel heeft een schilderachtig dorpsgezicht en is met afstand de meest toeristische plaats in de Krummhörn. Behalve van het toerisme leeft Greetsiel van de garnalenvisserij. Vlak bij het dorp staat een opvallende, plompe geel-rode vuurtoren, waar getrouwd kan worden.
02. Voor het contract tussen de Ripperda's em de Addinga's zie J.G.N. Renaud en E. van Dijk. Het huis te Wedde, Groningen 1959, blz. 52 en 53.
03. Collatierecht, bepaling dat de eigenaar het recht tot zijn of haar dood mag blijven uitoefenen. Prinses Wilhelmina der Nederlanden bezit tot haar dood in 1962, als laatste particulier, het recht van collatie in Apeldoorn. Zij zocht daar de dominees uit. Het recht van collatie is één van de laatste heerlijke rechten, doch is in tegenstelling tot veel andere heerlijke rechten doorgaans geen leengoed. In het verleden is het recht veelal door edelen uitgeoefend. Het is vaak verbonden aan kastelen, borgen, havezaten en states. Het recht van collatie is verhandelbaar en vererfbaar geweest. Bij de Grondwetsherziening van 1922 is het collatierecht in Nederland afgeschaft.

04. Zijl- en dijkrecht. Dijkrechten zijnn naast zijlvesten tot de 2e helft van de 19e eeuw in de provincie Groningen verantwoordelijk voor de waterstaatsorganisatie. Het is een plaatselijke organisatie van grondeigenaren en beklemde meiers. Feitelijk is het een publiekrechtelijk lichaam, omdat het bindende besluiten kan nemen. Dijkrechten hebben de specifieke taak de zeewaterkerende dijken te onderhouden. Ze zijn doorgaans veel kleiner van omvang dan een zijlvest. Het begrip dijkrechten heeft betrekking op de organisatie, maar ook op het gebied waarvoor de organisatie verantwoordelijk is. Dijkrecht tenslotte is ook het reglement zelf. De dijkrechten grenzen aan de te onderhouden zeedijken en omvatten een of meer kerspelen (kerkelijke gemeenten). De onderhoudsplichtigen worden vermeld in een zogenaamde dijkrol. De oudst bekende dijkrol dateert uit de 15e eeuw. De verplichting tot onderhoud wordt dijklast genoemd. De inhoud van de overeenkomsten van dijkrecht, ook wel dijkbrieven genoemd, varieert per gebied. Het oudst bekende is dat van 't Zandt uit 1295. De meeste dijkrechten komen - net als de zijlvesten - tot stand onder leiding van een klooster. Vaak valllen ze in het verre verleden grotendeels samen met één of meer zijlvesten of onderdelen daarvan. Soms vallen ze samen met het kerspelbestuur. Na de grondwetsherziening van 1848 worden de dijkrechten opgeheven en zijn de besturen van de waterschappen verantwoordelijk voor de schouw van de zeedijken. Het onderhoud komt voor rekening van de oevereigenaren.

05. Een hoofdeling (meervoud: hoofdelingen) is oorspronkelijk een gekozen leider bij de Germaanse volken. Het is geen adellijke titel, maar betekende "belangrijk persoon". In de loop van de geschiedenis worden hoofdelingen invloedrijke personen en families die veel land bezitten en bestuurlijke en juridische macht uitoefenen.
06. Grazen is een oppervlaktemaat. Eén gras is de hoeveelheid gras die nodig is voor een koe en bedraagt iets minder dan een halve hectare. Dit komt dus neer op twee koeien per hectare, terwijl tegenwoordig drie of meer koeien per hectare worden gehouden. Dit wijst er op dat het grasland voor koeien tegenwoordig voedzamer is dan in vroegere tijden. Een exacte grootte is niet te noemen. Er zijn pogingen gedaan om te berekenen wat deze zou zijn geweest. Per gebied (dorp) komt men zo op verschillende groottes, omdat men de huidige oppervlakte is gaan delen door het grastal. Opvallend is dat de percelen indertijd steeds geheel (soms nog een halve) grazen heeft. Het lijkt erop dat men uitging van het aantal koeien dat er op graast. Zijn dat er twee, dan is het perceel 2 grazen groot. Kan er nog een kalf bij, dan is het 2½ groot. Het grastal is voornamelijk van belang voor de grondbelasting (de verponding). Men betaalt een bepaald bedrag per gras. Een nauwkeurige bepaling is dus niet echt nodig.

07. Ooster(wijtwerd). Oosterwijtwerd komt ook voor als Wijtwerd en Witserd en is door historici dikwijls verward met Weiwerd, maar vooral met Wedde.

08. Redger, redschap. REDGIER, REDJER, RE(D)DIER, REDGE, REDIE —, znw. m. Mnl. redge(r), reddye; ofri. rêdjeva, rêdgeva, rêdia eig. 'raadgever'. Verg. os. râdgeᤇo, mnd. râtgeve; ohd. râtgebo, mhd. râtgëbe; oeng. radgifa; oijsl. râđgjafi. De vorm redge (reddie, redje) is ouder dan redger (redjer), waarvan men geen equivalent in het ogerm. vindt. Verg. voor het jongere er-suffix nl. herder tegenover mnl. herde. — De uitspraak was oudtijds stellig met j en ontwikkelde zich in het gron. tot rijer (zie TER LAAN op dat woord), doch als rechtshistorische term wordt het woord gewoonlijk met g uitgesproken.
Redger: Persoon die oudtijds in de Ommelanden, met name in Hunsingo en Fivelgo, belast was met de rechtspraak binnen het gebied van zijn rechtstoel. Men ontleende de bevoegdheid tot het redgerrecht niet aan eenig overheidsgezag, doch aan zijn eigen grondbezit: wie een ”heerd” lands in eigendom had, d.i. een huis met daarbijbehoorende 30 grazen land, was ”klauwgerechtigd” en kon het redgerrecht, als de beurt daartoe volgens het 'klauwregister' voor hem was aangebroken, voor den tijd van een jaar uitoefenen (zie CLEVERINGA in Groninger Volksalmanak 1936, 129 volg.). In het Westerkwartier heette dezelfde ambtsdrager grietman. Sedert de 15de E. kwam het voor dat bepaalde personen een aantal redgerrechten opkochten, waardoor het ambt van redger erfelijk werd in hun families; ten tijde van de Republiek was deze toestand normaal geworden. Zie voor verdere bijzonderheden o.a. BEEKMAN, Dijk- en Waterschapsr. 1356 volg. [1907].
Komt voor:
—>  In de vorm redge. 
—>  In de vorm redjer. 
—>  In de vorm redger. Als practische rechtsterm en als geleerde, juridisch-historische term. 
—>  In verbindingen.
- Geconstitueerd of gesubstitueerd redger, persoon die de functie van redger uitoefende in opdracht van een rechthebbende die zelf niet in staat was zijn redgerschap uit te oefenen. 
-> Aangezworen redger, — in functie. 
-> Afl. — Redgerschap, soms ook redschap, mnl. redgeschap.
1°. Het ambt van redger.
2°. Rechtsdistrict van een redger, redgerrecht.
-> Samenst. — Redgergericht, hetzelfde als Redgerrecht.
-> Redgerrecht. 1°. Gerecht bekleed door een redger.
2°. Het ambt van redger.
3°. Het recht om redger te zijn.
4°. Rechtsdistrict van een redger.

-> Redgerrichter, rechter die redger is, ter onderscheiding van andere soorten van rechters. Bron: ‘Schatkamer van de Nederlandse Taal’).

 

 

Bronnen, literatuur:

01. ‘Groninger Gedenkwaardigheden’, A. Pathuis, 1977.

02. ‘Wikipedia’.

03. Het Schoolmeestersrapport van 1828 door schoolmeester Houtman (Bron: RHC GA, Groninger Archieven).

04. RHC, Groninger Archieven, 619 Borg Farmsum, 1246-1912.
05. De Ommelander Borgen en Steenhuizen, dr. W.J. Formsma, R.A. Luytjens-Dijkveld Stol, A. Pathuis. Van Gorcum, Assen, 1973.
Het artikel uit dit boek is voor het grootste deel overgenomen en deels bewerkt.

Afkortingen:
GDW: 'Groninger Gedenkwaardigheden’, A. Pathuis, 1977.

 


 
Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.
Hoogeveen, 1 juni 2013.
Update: 22 mei 2022.
Update: 11 december 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Naar het menu ARTIKELEN.
Naar de HOMPAGE.
Top